Afbeelding

Denkend aan Ambacht zie ik…

Algemeen

Door een toevalstreffer, kreeg ik contact met Marjan Lowley-Stehouwer. Zij is de dochter van Jan en Maaike Stehouwer-Valk die op de boerderij ‘Bouwlust‘ aan de Dorpsstraat woonden en de zus van Mattheus, Jeanne, Geri en Kees. Zij waren het laatste echte boerengezin dat op de hoeve woonde. Sinds 1971 woont ze in America. Ze vertelde me dat ze samen met haar zus Jeanne in 2015 in Ambacht was. Voor het eerst zagen ze het Sandelingenpark. Dit zou haar vader prachtig gevonden hebben: een park achter zijn boerderij. Natuurlijk hebben ze toen ook bij ‘De Heeren van Ambacht’ gegeten en een rondleiding gekregen door hun voormalige ouderlijk huis. De kamer waar zij en haar voorgeslacht geboren zijn, is nu de bar!

Toen het oorlog was
Ze vindt het interessant en toevallig dat ‘Bouwlust’ nu een restaurant is. Haar moeder heeft namelijk na het bombardement van Rotterdam een “soup kitchen” opgezet en de hele oorlog heeft ze vluchtelingen, als er genoeg was, een bordje soep met brood aangeboden. Ze maakte toen ook zelf yoghurt (ze hadden melkkoeien), die in een grote kom op de schoorsteen stond te fermenteren. Als ze dat aanbood aan de mensen uit de stad, trokken die hun neus op en vonden die vreemde, zure pap maar niks. Zij heeft toen een klein beetje suiker en wat sap van aardbeitjes of een beetje jam aan de yoghurt toegevoegd en zei dan vrolijk: “Wilt u yoghurt of roze pap”? Ze wilden dan graag die ‘roze pap’ en zaten daarvan te smullen!

Het bordje
Haar zus Geri, die goed kon schilderen, moest van haar moeder een bordje schilderen met aan de ene kant: “Heden brood en soep” en aan de andere kant “Heden geen brood of soep”. Dat bordje hing aan een poortje dat toegang gaf tot de keuken. Daar stond soms een hele rij mensen (vluchtelingen) te wachten om wat te eten te krijgen. Als alles op was zei haar moeder, “Ga het bordje omdraaien!” Zus Geri (toen 7 jaar oud) vond het vreselijk om dat te moeten doen terwijl al die hongerige mensen haar smekend aankeken. Jaren later toen ze dat vertelde, was het voor haar nog steeds traumatisch om aan te denken en ze heeft het nooit vergeten.
Inkwartiering 
In die oorlogsjaren was de boerderij ook voor een deel door Duitsers gevorderd, vertelde Marjan. De kamer links was de logeerkamer en daar zaten de Duitsers enige tijd ingekwartierd: Ze hadden alle meubelen en beddengoed in de voortuin gegooid en de kamer gevuld met stro. Er zaten iedere avond 15 soldaten tot diep in de nacht te zingen en bier te drinken. Ook de huiskamer voor en achter en de slaapkamer van haar ouders waren in gebruik door de Duitsers. Haar moeder heeft toen een linnenkast in de gang gezet als afscheiding tussen hun en die Duitsers.

De Duitsers liepen door ’t hele huis met hun grote, vuile laarzen en zaten ook in de schuur, waar ze een keer een heleboel kersen gegeten hadden. Zoveel dat er één dood is gegaan vanwege een “gebarsten maag”. Toen dat verhaal als een lopend vuurtje door ’t huis ging, zaten de kinderen natuurlijk met de oren te klapperen en zagen ze in hun grote “ imagination” het al voor zich: een gebarsten buik met een hele straal kersen die eruit spetterden.

De officier moest bij het gezin aan tafel mee eten. Hij was niet de enige, want bij het Stehouwer gezin (vader, moeder en vier kinderen) woonden toen ook opa en oma (hun huis was ook bezet door de Duitsers), een tante met haar zoontje uit Rotterdam en dokter Pluis (de welbekende en geliefde dokter bij oude Ambachters) met zijn hele gezin. ’s Avonds als iedereen naar bed ging, moesten de keukentafel en de stoelen aan de kant en sliepen er wel 12 kinderen op de keukenvloer. En al die kinderen hadden luizen en hun hoofdjes moesten met de petroleumkan begoten worden.

De soldaat
Tegen het einde van de oorlog, tijdens de “Hongerwinter van 1944-’45”, was voedsel heel schaars. De Duitse soldaten werden steeds jonger en jonger. Op een avond was er een harde klop op de keukendeur. Mevrouw Stehouwer deed hem voorzichtig open. Er stond een hele jonge Duitse soldaat op de stoep, nog een kind eigenlijk. Hij hield zijn vinger op en zei streng: “Ik heb een snee in mijn vinger!”, barste in tranen uit en vervolgde: “Ik heb zo’n heimwee. Ik mis mijn moeder!”. Tja, wat doe je dan? Zij heeft hem toen maar binnen gelaten en dacht, “Wat moet ik nu?” want er waren helemaal geen pleisters meer. Toen heeft ze met veel plechtigheid haar naaidoos op de tafel gezet en met de schaar voorzichtig een klein lapje geknipt en dat ceremonieel om de vinger van de soldaat gewonden. Hij zat nog steeds te huilen, dus heeft ze hem maar een kopje warme melk gegeven en zo zaten ze samen, zonder woorden, in de keuken.

Marjan schreef hierbij: “Ik vind dit zo’n aangrijpend verhaal en het illustreert de waanzin van oorlog maar ook hoop voor de mensheid.” En dat ben ik helemaal met haar eens!

Alie Tas