Waterpiepers zijn in de winter in de regio te vinden langs slootkanten, op akkers en in natte natuurgebieden.
Waterpiepers zijn in de winter in de regio te vinden langs slootkanten, op akkers en in natte natuurgebieden. Foto: Cornelis Fokker

Natuur in de regio: Waterpiepers zijn wat eigenwijs

Algemeen

Het is algemeen bekend dat vogels als de winter nadert, vanuit de noordelijke, koudere streken, naar het zuiden trekken om de winter door te brengen. Broedvogels uit Scandinavië brengen hier de winter door, terwijl een groot deel van onze broedvogels nu in Zuid-Europa zit of zelfs diep in Afrika. 

Eén soort is echter wat eigenwijs, deze trekt namelijk juist naar het noorden om de winter door te brengen. We hebben het dan over waterpiepers. Waterpiepers broeden namelijk in hooggebergten, zoals in de Alpen en de Pyreneeën, waar ze boven de boomgrens broeden op Alpenweitjes en op de rotsachtige bodem. Als de winter daar invalt en de sneeuwgrens daalt, kunnen ze echter geen voedsel meer vinden en trekken ze naar beneden. Zodoende komt uiteindelijk een groot deel van de waterpiepers in ons land terecht.

Waterpiepers houden bij uitstek van nattigheid en in de Zwijndrechtse Waard kan je ze buiten de bebouwde kom op allerlei plekken tegenkomen. Ze zoeken graag naar voedsel op omgeploegde akkers, maar ook in slootkanten of in natte natuurgebieden, zoals de Crezéepolder, kan je ze tegenkomen. Met hun fijne snaveltje zoeken ze naar allerlei soorten insecten, die ze ook in de winter nog volop weten te vinden. Het zijn echter maar onopvallende vogeltjes om te vinden, en meestal merk je ze als eerst op door hun schelle, hoge roepje. Om ze te zien lukt dan ook nog niet altijd, wat met hun grijze rug, gespikkelde borst en een opvallend wit streepje boven het oog vallen ze nauwelijks op.

Overdag lopen waterpiepers vaak alleen, maar met geluk kan je ze ook met tientallen tegelijk vinden. Toch valt het vaak tegen ze te ontdekken, soms denk je maar naar een paar exemplaren te kijken op een akker. Wanneer dan opeens een sperwer of andere roofvogel overkomt en ze met z’n allen opvliegen, blijken het er soms toch zowaar 60 te zijn… Aan het eind van de middag komen alle waterpiepers uit de omgeving samen, om tegelijk de nacht door te brengen. Ze doen dat altijd in rietkragen, en langs de Devel is een grote slaapplaats te vinden. Tegen de schemering komen ze in groepjes aan en duiken allemaal het riet in, om de volgende ochtend weer op pad te gaan. Uiteindelijk blijven ze hier tot half april, waarna ze weer richting de bergen trekken, waar de sneeuw dan weer voor een groot deel is verdwenen.

Tegen de tijd dat ze vertrekken heeft een groot deel van de waterpiepers hun veren vernieuwd, zodat wanneer ze in de bergen aankomen, ze gelijk kunnen beginnen met het broeden. In maart en april kom je hier zodoende niet alleen grijsgekleurde exemplaren tegen, maar een deel heeft dan een schitterende roze borst met blauwgrijze bovendelen. Het broedkleed. Nu midden in de winter moeten ze echter nog zien te overleven en hebben ze voor deze rui geen tijd. Voor de waterpiepers is het te hopen dat een strenge winter uitblijft, want wanneer de grond en het water bevriest wordt het lastig voor hen om voedsel te vinden. Noodgedwongen verplaatsen ze zich dan toch verder naar het zuiden.

Heeft u vragen, zelf wat onbekends gezien of andere opmerkingen? Mail me gerust:
cornelisfokker@gmail.com